Prince Rajcomar foto
Foto door Proshots

FYI.

This story is over 5 years old.

Sport

Prince Rajcomar wil als profvoetballer vooral van het leven genieten

"Vooral een paar jongens uit Servië en Bosnië waren compleet gestoord. Zij namen voor de wedstrijd altijd een paar shotjes palinka, een soort Hongaarse drank met 40 procent alcohol."

Prince Rajcomar (32) doorliep alle jeugdelftallen van het Nederlands elftal en was onderdeel van Oranje Onder -20 op het jeugd-WK in 2005. Mensen dachten dat hij de pannen van het dak zou gaan spelen in de Eredivisie, maar het pakte allemaal net wat anders uit. In 2006 kwam Rajcomar zonder club te zitten. De Nederlander met Caribische roots vertrok naar IJsland.

Rajcomar speelt nu, na een carrière in onder andere IJsland, Hongarije, Thailand, Roemenië en België, voor Rot-Weiss Frankfurt in de Duitse Oberliga. Hij is al best oud voor een profvoetballer, maar niet van plan om te stoppen. Daarvoor geniet hij te veel. VICE Sports sprak Rajcomar op het Vrijthof in Maastricht over feesten in IJsland, shotjes doen in Hongarije en clubs in Bangkok. Dit is zijn verhaal.

Advertentie

“Ik leef voor voetbal, maar wel op mijn eigen manier. Ik ben Caribisch, ik wil van het leven kunnen genieten. Zo heb ik het bij elke club gedaan en hopelijk kan ik dat nog een paar jaar blijven doen. In het buitenland heb ik het meest genoten. In sommige landen werd ik op handen gedragen. Wel kom ik altijd graag terug in Maastricht. Familie is voor mij heel belangrijk, daarom vind ik het fijn om nu daar in de buurt te voetballen. Ik rij ieder weekend van Frankfurt naar Maastricht om mijn moeder te bezoeken en mijn verloofde te kunnen zien.

In 2007 ging ik voor het eerst naar het buitenland. Na FC Utrecht waren er in geen Eredivisieclubs in mij geïnteresseerd, maar ik wilde wel ergens op het hoogste niveau spelen. Mijn zaakwaarnemer kwam aan met een club uit IJsland, UMF Breiðablik, en vertelde dat ik via dat land zo naar andere Scandinavische competities kon gaan. Ik ging erheen zonder dat ik iets van het land wist, maar ik heb er geen moment spijt van gekregen. IJsland was echt fantastisch. Het was soms net alsof ik op de Caraïben was. Mensen genieten er veel meer van het leven dan Nederlanders en ze zijn zó vriendelijk allemaal. Ik hoefde mijn auto en voordeur nooit op slot te doen want criminaliteit kennen ze er niet. Ik speelde ook meteen goed, scoorde veel en ging al snel naar KR Reykjavík, een van de topclubs van het land.

Foto’s door Rebecca Camphens.

Daar raakte ik bevriend met een bekende IJslandse acteur en een tv-presentator, allebei grote fans van de club. Zij hebben mij de mooiste plekken van het land laten zien en ik heb veel dingen met ze meegemaakt. Dan gingen we ergens de bergen in en zei een van hen “spring daar het water in!”. “Ben je gek, dat is ijskoud,” zei ik, maar dat was dan zo’n warmwaterbron. Ik weet ook nog dat we in een privéhelikopter naar een groot festival vlogen ergens tussen de bergen op een eiland. Dat festival was één groot gekkenhuis, de IJslandse variant van carnaval. Vijf dagen lang zijn duizenden mensen daar aan het feesten, drinken en van het leven aan het genieten. Ik wist niet wat ik meemaakte. Die jongens zijn mijn beste vrienden geworden, ik heb nog steeds contact met ze.

Advertentie

Na IJsland had ik de smaak te pakken en wilde ik andere landen meemaken. Ik kwam terecht bij
Zalaegerszegi TE, toen een van de topclubs van Hongarije. Waar ik in Nederland en IJsland discipline was gewend, leerde ik in Hongarije de gekheid van het voetbal kennen. We woonden met alle spelers in hetzelfde complex en daar gebeurde de mafste dingen. Als je daar toch een camera op had gezet… We hielden er feesten tot midden in de nacht en het was een in- en uitloop van vrouwen. Vooral een paar jongens uit Servië en Bosnië waren compleet gestoord. Zij namen voor de wedstrijd altijd een paar shotjes palinka, een soort Hongaarse drank met 40 procent alcohol. “Dat maakt ons kalm,” zeiden ze dan. In de rust van de wedstrijd staken de meeste spelers een sigaret op en soms stopte de spelersbus na de wedstrijd doodleuk bij de McDonald’s.

Prince Rajcomar namens Curaçao in duel met Giovanni Zuiverloon van Suriname. (Foto: Proshots)

Het mooiste was dat de assistent-trainer altijd wist wat wij deden. Hij woonde zelfs in dezelfde flat, maar omdat we goed presteerden hield hij zijn mond dicht. Want naast al die feesten trainden en speelden we goed. De trainer zei altijd: “Ook al heb je vier vrouwen of zit je ladderzat in de kleedkamer, zolang je presteert vind ik alles goed.” Dat soort trainers waren perfect voor mij. Net als in IJsland speelde en scoorde ik veel. Dat kwam juist door de vrijheid die ik had. Als een trainer mij vertrouwen geeft en me mijn eigen spel laat spelen, ben ik op mijn best.

Advertentie

Ik voelde me in Hongarije erg thuis, maar wilde graag terug naar Nederland omdat ik in de Eredivisie wilde spelen. Ik ging naar MVV en had daar een goed seizoen, maar het is me daarna niet gelukt om naar de Eredivisie te gaan. Ik speelde nog een jaar bij Fortuna Sittard en VVV-Venlo. Van een echte doorbraak in Nederland kwam het niet. Tijdens de Caribbean Cup in november 2014, waar ik voor Curaçao vier keer scoorde, kwam er een scout op me af die vertelde dat er interesse in mij was van BEC Tero Sasana FC uit Thailand. Ik heb er een maand over nagedacht, ging er uiteindelijk kijken en was toen meteen overtuigd. Het werd mijn derde buitenlandse avontuur.

Het leven in Bangkok was niet normaal. De drukte, de temperatuur, mensen van over de hele wereld die er komen; ik vond het fantastisch. Ik woonde in een duur penthouse in het centrum van de stad en ging er bijna elke dag op stap met teamgenoten of Shelton Martins, een andere Nederlandse voetballer die in dezelfde flat woonde. Hij liet mij alle mooie plekken van Bangkok zien. Dan gingen we rond negen uur ‘s avonds een discotheek in en na één uur thuis doorfeesten met toeristen die we hadden ontmoet. Het enige nadeel van Bangkok was dat een taxirit van een paar kilometer naar de club meer dan een uur kon duren. Die scooters, auto’s en tuktuks rijden als een gek door elkaar heen.

Het voetbal in Thailand was heel raar. Die Thaise spelers waren allemaal topfit en hadden goede techniek, maar tactisch gezien leek het helemaal nergens op. Dat gold voor alle clubs. Wel was BEC Tero Sasana FC een relatief professionele club. We hadden een technische staf van twaalf mensen die alles voor ons regelden en de club was veel groter dan ik had verwacht. Door familieomstandigheden moest ik er na een jaar helaas weer weg. Na Thailand ging ik terug naar MVV en daarna heb ik nog in Roemenië gespeeld voor ACS Poli Timișoara en bij KFC Oosterzonen uit België. Van Timișoara heb ik trouwens mijn geld nog steeds niet gekregen, er loopt nog een rechtszaak tegen die club.

Advertentie

Prince Rajcomar in zijn tijd bij MVV. (Foto: Proshots)

In al die jaren heb ik aanbiedingen gehad uit de gekste landen. China, Vietnam, laatst kreeg ik ook een telefoontje voor een club uit Libië. Blijkbaar wordt daar ook gevoetbald. Ik ga er lang niet altijd op in. Naar Vietnam ben ik wel gegaan om te kijken, ik kon er zelfs meteen tekenen. Maar het leven was er veel te bootcamp-achtig, je mocht niet zomaar naar buiten of de stad in gaan. Dat is niets voor mij. Ook zou ik een keer op proef gaan bij Southend United uit de League One. Ik zou er met het vliegtuig heen gaan, maar in plaats van naar Düsseldorf Wezen te rijden, stond ik op Düsseldorf International waardoor ik mijn vlucht en daarmee de proefstage misliep.

Nu speel ik in Frankfurt. Het is echt een fantastische stad, die 24/7 leeft en aanvoelt als New York, met al die hoge gebouwen. Rot-Weiss Frankfurt heeft met trainer Mario Basler, oud speler van Bayern München en Duitsland, als doel om de tweede Bundesliga te bereiken. Als dit doel realistisch blijkt, wil ik graag blijven. Zo niet, dan moet ik verder gaan kijken want ik heb als voetballer nog maar een paar jaar.

In 2005 bij Oranje onder 20 met Foppe de Haan en Urby Emanuelson. (Foto: Proshots)

In Nederland heb ik het beeld gekregen van een moeilijke jongen. In mijn beginjaren als speler wilden Nederlandse trainers alleen maar ‘ja-knikkers’ en dat ben ik gewoon niet. Dan botst dat, bijvoorbeeld met Patrick Kluivert bij Curaçao. Hij werd bondscoach en wilde alleen spelers die deden wat hij zei. Hij vertelde mij dat ik niet de juiste mentaliteit had en riep mij daarom nooit op. Foppe de Haan en René Trost zijn mijn beste trainers geweest. Vooral Trost gaf mij veel vertrouwen en was een warme man. Bij hem deed ik er alles aan om te presteren, vooral door doelpunten te maken.

Ook al heb ik niet een carrière gehad zoals Ryan Babel of Ibrahim Afellay, teamgenoten van mij bij Jong Oranje, ik kijk nu al met plezier terug op mijn jaren als voetballer. Het enige waar ik spijt van heb is dat ik niet genoeg in mijn voetballende kwaliteiten heb geïnvesteerd, al was dit misschien ten koste gegaan van mijn plezier in het voetbal en het leven.”

Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.