De Nederlandse baanwielrenner op wie Japanners miljoenen gokken

FYI.

This story is over 5 years old.

Sport

De Nederlandse baanwielrenner op wie Japanners miljoenen gokken

Matthijs Büchli (24) is een van Nederlands beste baanwielrenners.

Vorig jaar won hij op de Olympische Spelen van Rio zilver op de keirin. Volgend jaar hoopt hij bij de WK in Apeldoorn wederom hoge ogen te gooien.

Büchli verblijft momenteel, net als afgelopen twee jaar, voor vijf maanden in Japan om keirin-koersen te rijden. Drie keer per maand doet hij mee aan toernooien, die vooral draaien om gokken. Baanwielrenner Büchli is eigenlijk een wedpaard. Dit is zijn verhaal.

Advertentie

“Japan heeft geen casino’s, die zijn verboden. Mensen kunnen alleen gokken op paardenrennen, bootraces én keirin. Het land telt zo’n vierduizend professionele rijders. 364 dagen per jaar zijn er wedstrijden, alleen op 1 januari niet. Zelfs met kerst wordt gewoon gereden. Vorig jaar reed ik een toernooi dat op 24 december begon. Op de baan merkten we er helemaal niets van dat het kerst was. Toen ik na een paar dagen weer buiten kwam, was kerst alweer voorbij.

Zo’n toernooi duurt drie dagen, maar de dag ervoor worden we als renners al ‘opgesloten’. Dan moeten we onze telefoon en laptop inleveren, mogen we geen contact meer hebben met de buitenwereld. Zo probeert de organisatie matchfixing tegen te gaan. Er is een lange lijst met restricties, waarop zelfs staat hoe hoog je je sokken moet optrekken. Als je bijvoorbeeld kortere sokken draagt, kan dat een code voor de gokkers zijn dat je iets van plan bent. Als we in ons hotel zijn, mogen we zelfs niet naar buiten kijken.

Alle foto’s eigendom via Matthijs Büchli.

Ik heb rondom een toernooi vier dagen lang geen enkel contact met de buitenwereld. De dagen dat ik wel telefoon en internet heb, leef ik daardoor meer gehaast. Dan ben ik buiten de trainingen continu aan het bellen en mailen, om mijn sociale contacten bij te houden.

Ik vind het dus niet gek als mensen zich afvragen waarom ik dit doe. Het klinkt natuurlijk niet bepaald aanlokkelijk onder zulke restricties te moeten rijden. Maar het is een avontuur, ik kan trainen en rijden met de beste renners van de wereld, en het verdient ook goed. Het is dus een perfecte mix. Ik ben nu het boek Ikigai aan het lezen, wat gaat over de Japanse manier van geluk beleven. Het komt er op neer dat je een perfect leven hebt als je iets vindt in het leven wat je leuk vindt en waarmee je ook je geld kunt verdienen. Dat heb ik hier.

Advertentie

Ik rijd drie toernooien per maand, waarvoor ik meestal ook veel moet reizen. Per maand ben ik maximaal tien dagen in het huisje dat ik samen met Theo Bos in Izu huur. Het ligt op de beste plek ter wereld, op een berg, in bosrijk gebied. En in een straal van een kilometer liggen vijf wielerbanen, waaronder de Olympische baan voor de Spelen van 2020 in Tokio. De stad ligt hier twee uur rijden vandaan. Dat de Spelen hier zijn, speelt ook een rol waarom ik in Japan ben; het kan een voordeel zijn over drie jaar, als de baan waar wordt gereden voor mij vertrouwd voelt.

Dat ik Olympisch medaillewinnaar ben op de keirin zegt in Japan veel meer dan in Nederland. Ik loop er zelf niet mee te koop, maar als het in Nederland ter sprake komt, zeggen mensen dat ze het leuk vinden – dat is het. In Japan moet ik meteen met een heel restaurant op de foto, iedereen reageert enorm enthousiast. Ik moest daar aan wennen, maar het heeft wel iets. Japanners zijn sowieso veel expressiever. Ze hebben in hun taal weinig woorden voor emoties, ze tonen die veel meer door middel van geluiden en gezichtsuitdrukkingen.

Het is de derde keer dat ik voor langere tijd in Japan ben om te fietsen. De eerste keer was in 2015, een jaar voor de Spelen in Rio. Dat was best een risico. Voor mij, maar ook voor de bondscoach. Hij had natuurlijk geen idee wat ik hier aan het doen was, of ik wel voldoende trainde, goed voor mezelf zorgde. Dat ik uiteindelijk zilver won, zei genoeg. Mijn tijd in Japan heeft zeker een rol gespeeld in dat succes. Door de vele koersen ben ik tactischer geworden. Daarnaast trainde ik met wereldtoppers, onder wie François Pervis, die in 2015 op twee onderdelen wereldkampioen was.

Advertentie

Ik ben op mijn vijftiende begonnen met baanwielrennen. Ik deed in Alkmaar mee aan een kennismakingsweekend. Jongens die mij er op de weg afreden, versloeg ik ineens. Dat was puur talent, want aan krachttraining deed ik nog niets. Ik had snelle vezels in mijn spieren, waardoor ik heel snel was op de korte afstanden. Dat was veel geschikter voor de baan dan voor de weg, waar we op jonge leeftijd al minimaal veertig kilometer moesten fietsen. Ik kwam bij het project Papendal van de wielerbond terecht. Ik moest wel afkicken van het idee om ooit de Tour de France te willen winnen.

Nu vind ik het gek dat ik dat ooit heb gewild. Baanwielrennen vind ik veel mooier. Ik rijd drie ronden, waarin alles moet kloppen. Elk detail is belangrijk. In het wegwielrennen heb je als je even niet oplet tijd om terug te komen. Op de baan gaat het om honderdsten van seconden. Ben je een moment niet scherp, verlies je. Zo hard is het.

In Japan ben ik bijna elke rit de jongste, rijd ik tegen mannen van rond de veertig. Keirin is hier niet echt een sport, maar werk dat je van je twintigste tot vijftigste kan doen. Veel renners roken gewoon, de avond voor wedstrijden drinken de Japanners ook, en zijn er altijd wel een paar renners goed dronken. Er heerst dus een heel andere sfeer dan bij een WK of Olympische Spelen, waarvoor iedereen zich optimaal voorbereidt.

Ik heb nu drie toernooien gewonnen, maar ben ook een keer goed onderuit gegaan. Dat was niet alleen voor mij pijnlijk, ook voor de mensen die op me hadden gewed. Er wordt op ritten waar ik aan meedoe namelijk tussen de vierhonderdduizend en een miljoen euro ingezet, waarvan vaak ongeveer de helft op mij. Als ik niet win, ben ik dus niet de enige die baalt. Dat brengt wel extra druk met zich mee. En dan rijd ik alleen nog maar in de lage klassen. In de hogere klassen, waar alleen Japanse renners aan mee mogen doen, wordt ongeveer tien keer zoveel ingezet.

Advertentie

De meeste gokkers weten niet echt wie ik ben, ik heb ook de raarste variaties op mijn achternaam gehoord. De gokkers zetten vaak puur in op het nummer dat je draagt of het kleur pak. Daardoor weten ze ongeveer hoe goed je bent. Nummer 1 gaat vaak naar de beste Japanner. Als buitenlandse renners krijgen we nummer 4, 5 en 7. De slechtste renner krijgt nummer 8. Er zit dus een heel systeem achter.

Er worden elf ritten op een dag gereden. Elk half uur is er een. Zodra die voorbij is, kijkt iedereen in het stadion naar de tv-schermen, waar andere toernooien worden uitgezonden. Kunnen ze daar weer op wedden. Het is echt een miljoenenbusiness. Dat er buitenlanders meedoen, vooral in de zomermaanden, vinden ze heel normaal. Dat is al dertig jaar zo. De Japanse renners accepteren dat, al wordt er soms wel echt tegen ons gereden. Zo offerden twee jonge Japanners zich laatst tijdens een rit op, zodat hun oudere landgenoten konden winnen.

Het is een mooi avontuur. Ik ben, net als Theo, wel iemand die altijd iets nieuws wil proberen, out of the box denkt. Japan geeft wat dat betreft veel vrijheid. Ik kan zelf bepalen waar, wanneer en hoe ik train. Ik ben erg benieuwd hoe dat uitpakt, maar dat zullen we zien als ik terug in Europa ben om wedstrijden te gaan rijden. Het WK in Apeldoorn is wel de plek waar ik wil laten zien wat ik kan. Na Rio is dat de belangrijkste wedstrijd deze jaren.

Ik ben onlangs in een nieuw avontuur gestapt, samen met Theo en Roy van den Berg. We vormen samen de eerste commerciële sprintploeg in de geschiedenis van de Nederlandse wielersport, bij BEAT Cycling Club. Dat is een nieuw initiatief in de wielersport, waarbij vanuit een clubstructuur wordt gewerkt in plaats van dat een hoofdsponsor een ploeg helemaal overeind houdt. Het ‘iets anders willen doen’ spreekt me dus aan. BEAT denkt ook out of the box.

Ik hoop dat we binnen BEAT weer wat stappen kunnen maken als ploeg. Het staat nog in de kinderschoenen, maar heeft echt veel potentieel om te groeien. Of het lukt, hangt natuurlijk van onze prestaties af. En die probeer ik wat mezelf betreft nu in Japan dus te verbeteren.”

Dit is een monoloog uit de serie VICE Sports Avonturiers. Zie hier alle verhalen uit deze serie.

Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.