Het verhaal van Rachel Klamer, de enige Nederlander in de zwaarste sport van de Spelen

FYI.

This story is over 5 years old.

Sport

Het verhaal van Rachel Klamer, de enige Nederlander in de zwaarste sport van de Spelen

"Na de mislukte Spelen van 2012 had ik zoiets van: joh, ik stop ermee."

De meeste twintigers zijn trots als ze een keer per week een half uurtje hardlopen of een bezoekje aan de sportschool brengen. Terecht ook, goed bezig hoor. Maar het kan altijd een stukje beter. Doe bijvoorbeeld eens gek en race een triatlon. Dat is anderhalve kilometer zwemmen, veertig kilometer wielrennen en tien kilometer hardlopen achter elkaar.

De 25-jarige Rachel Klamer is tijdens de Olympische Spelen in Rio de Janeiro de enige Nederlandse deelnemer op dit slopende onderdeel. Er zijn geen rondes, daarvoor is de sport veel te zwaar. Er wordt één race gehouden. Vier jaar geleden werd Rachel 36ste op de Spelen, wat ze zelf een grote teleurstelling vond. Vorig jaar won Rachel zilver op de Europese Spelen in Bakoe. Nu moet die Olympische plak binnenkomen.

Advertentie

Dit is het verhaal van Rachel Klamer.


“Ik was lui als kind. Mijn ouders hebben me tot vrij late leeftijd moeten dragen omdat ik zogenaamd altijd moe was. Het lopen van een kilometer ging nog wel. Meer moest het niet worden. Ik ben opgegroeid in Denekamp, een klein dorpje weggestopt in Overijssel. Daar zit De Dinkel, een van de beste zwemverenigingen van Nederland. Mijn beste vriendinnetje op de basisschool vond zwemmen helemaal geweldig. Ik niet zo. Maar als je beste vriendinnetje op de basisschool gaat zwemmen, ga jij ook gewoon zwemmen.

Mijn vader deed vroeger vaak mee aan hardloopwedstrijdjes in het weekend. Mijn moeder, zusje, broertje en ik gingen vaak mee naar van die dorpsloopjes in de provincie. Toen ik zag dat er kinderen meededen aan de races, wilde ik ook meedoen. Ik was niet de beste hardloper of zwemmer, maar toen ik eenmaal begonnen was met die twee sporten, ging ik er altijd helemaal voor.

Terwijl de meeste kinderen van mijn leeftijd op de middelbare school stopten met sport en liever uit gingen, ging ik juist sporten. Dat heeft op gegeven moment wel voor problemen gezorgd, want het werd door heel veel klasgenoten niet geaccepteerd. Ze vonden het raar dat ik niet elk weekend uitging en me zat dronk. Vooral in de regio waar ik vandaan kwam, werd er op die leeftijd heel veel gedronken. Ik viel er een beetje buiten. Als ik uit ging, was dat met andere sporters, of studenten die een paar jaar ouder waren en de comazuipfase hadden overgeslagen.

Advertentie

Een leraar op de middelbare school, Jel Klaasen, steunde me altijd. Hij gaf me bijles in natuurkunde en probeerde me dingen uit te leggen door het hardlopen te gebruiken. Hij is voor mij altijd de extra factor geweest waardoor ik dacht: kom op, niet iedereen op school is anders. Vorig jaar ben ik nog op bezoek geweest bij hem, vlak voor hij overleed. Ik ben mede dankzij hem uitgegroeid van een meisje dat op de achtergrond stond en niet veel durfde te zeggen, tot iemand die de hele wereld rond reist en geen blad meer voor de mond neemt.

Laatst was ik even terug bij zwemclub De Dinkel en sprak ik met junioren. Ik voelde daar bij hen soms ook de spanning die ik als puber had op de middelbare school. Een meisje vertelde me dat haar klasgenoten het vreemd vinden dat ze vaak ‘s ochtends om zes uur traint. Ik zei tegen haar: ‘Joh, laat die klasgenoten en doe wat jij wil doen. Daar ben ik ook doorheen gekomen.’ Het was voor mij goed om dat meisje te horen en spreken. Ik begrijp dat veel jongeren de bloempjes buiten willen zetten op die leeftijd, maar het moet ook oké zijn als een jong iemand vol voor iets anders gaat.

Zelf ging ik rond mijn zeventiende echt serieus zwemmen en hardlopen. Mijn hardloopwedstrijden gingen steeds beter en lokale journalisten begonnen me na races steeds te vragen of ik me al aan had gesloten bij een atletiekvereniging. Op een gegeven moment zei een brutale journalist dat hij me wel ergens in zou schrijven, als ik het zelf niet zou doen. Uiteindelijk ben ik dus wat rond gaan kijken. Ik kwam terecht bij LAAC Twente, een atletiekclub voor lange afstanden. Ik wilde daar niet kiezen tussen hardlopen of zwemmen, en kon dat met triatlon allebei blijven doen. Een half jaar later stond ik op het EK triatlon voor junioren.

Advertentie

Pas een week voor dat EK heb ik mijn eerste triatlon gedaan, ergens in Frankrijk. Het zwemmen was niet op open water, maar in een zwembad. Ik was als wedstrijdzwemster gewend mijn eigen baan te hebben, maar moest nu met weet ik veel hoeveel meiden om een baan vechten. Het fietsen ging niet lekker en met het lopen kreeg ik steken. Na afloop zei ik dus heel koppig dat ik nooit meer een triatlon wilde doen. Maar goed, ik was ingeschreven voor het EK voor junioren een week later. Daar kon ik niet meer onderuit. Gelukkig ging dat een stuk beter. En toen ik de smaak een beetje te pakken had, ging ik er weer helemaal voor.

Na de middelbare school ben ik meteen naar Sittard verhuist, daar zit het nationaal trainingscentrum van de atletiek. Vanaf dat moment ben ik veel naar het buitenland gaan reizen voor triatlonwedstrijden. Landen als Australië, Turkije, Israël, Duitsland, Mexico, Hongarije en Nieuw-Zeeland, noem maar op. De triatleten gaan voor zo’n buitenlandse race meestal niet even op en neer, de bond organiseert er trainingskampen omheen. Dat is heel mooi aan de triatlonwereld. De bond betaalt meestal de helft van zo’n reis, de andere helft betaalt de atleet zelf. Dat geld krijg je bij elkaar door races te winnen en sponsors te vinden.

De triatlon van Hamburg is enorm, niet normaal hoeveel mensen daar op af komen. Het tegenovergestelde heb ik meegemaakt in Abu Dhabi. Daar stond geen hond aan de kant, behalve af en toe een coach en de sjeiks die het evenement organiseerden. Wie gaat er in zo’n land ook kijken naar een stel meiden die in hun badpak fietsen? Soms is het een beetje ongemakkelijk om in zo’n land te racen. Het was wel lekker warm in Abu Dhabi, dat heb ik liever dan kou. Laatst had ik bijvoorbeeld een race in Edmonton in Canada. Bij een triatlon zit je na het zwemmen in je badpak op de fiets. Het was beneden de tien graden en regende, hagelstenen vielen naar beneden. Er waren die wedstrijd mannen die huilend van hun fiets stapten. Geef mij dan maar dertig of veertig graden.

Advertentie

Het reizen en sporten klinkt als een ideaal plaatje, maar door de intensiteit van dit leven heb ik twee studies voortijdig moeten stoppen. Het ging gewoon niet, rennen van de training naar de uni en terug, meerdere keren per dag, of vakken volgen vanuit het buitenland. Daarnaast heb ik heel lang heel veel blessures gehad. Ik ben echt een familiemens, dus als ik weer eens geblesseerd was, wilde ik niet alleen in mijn kamer zitten wachten tot ik weer kon trainen. Dat was soms heel frustrerend. Dan zat ik aan de andere kant van de wereld en vroeg ik me af waar ik mee bezig was.

Ook tijdens de Olympische Spelen van 2012 had ik een blessure. Ik wilde goed presteren, maar ik werd 36ste en leverde daarmee niet de prestatie waar ik vooraf op had gehoopt. Achteraf gezien was het wel het enige reëele resultaat. Ik was gewoon geblesseerd. Op de Spelen zelf ben ik nog onder de scan gegaan. Ik bleek een stressfractuur te hebben. Vanaf dat moment mocht ik eigenlijk zes weken niet hardlopen.

Na de mislukte Spelen van 2012 had ik zoiets van: joh, ik stop ermee. Als je veel geblesseerd bent, gaan je prestaties daaronder lijden. Toen ik er een beetje doorheen zat, leerde ik mijn vriend kennen. Hij is ook triatleet. Ik besloot de triatlon een laatste kans te geven en over te stappen naar een buitenlandse coach. Dat is een goede beslissing geweest. Sindsdien train ik anders, ben ik blessurevrij en heb ik meer lol in het trainen. Daardoor heb ik dit keer een veel betere voorbereiding gehad op de Spelen in Rio. Mijn ouders, broer en zus zijn allemaal deze kant op gekomen.

Ik ga dit keer voor een medaille. Ik ben niet de snelste zwemmer, fietser en loper, maar dat is niemand. Mijn kansen hangen af van de manier waarop er wordt geracet. Een ontsnapping op de fiets zou bijvoorbeeld heel gunstig zijn voor mij. Alles moet op zijn plek vallen. Als ik tiende of elfde word, zal ik niet tevreden zijn. Ik wil een plek op het podium. Ik weet dat de kans daarop reëel gezien niet groot is, maar ik ga er voor. Ik moet alles geven.”

Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.