Ernest Faber is op zijn best als kille moordenaar zonder oorlogstaal

FYI.

This story is over 5 years old.

Sport

Ernest Faber is op zijn best als kille moordenaar zonder oorlogstaal

Elke week schrijft Martijn Neggers een sportcolumn voor VICE Sports over het theater achter het Nederlands voetbal. Neggers staat erbij en kijkt ernaar.

De afgelopen week zag ik op een aantal plekken in de media ineens Ernest Faber voorbij komen en ik merk dat ik het daar een beetje moeilijk mee heb. Ik weet niet precies wat het is, maar het groeit. Elke keer als ik weer een interviewtje voorbij zag komen, werd het weer een klein beetje groter in mijn hoofd. Afgelopen zondag, na de wedstrijd tegen PEC, was daar ineens de kop die het allemaal in één zin samenvatte:

Advertentie

‘Oorlogstaal Faber in kleedkamer heeft deze week het gewenste effect.’

Ik heb eens een tijdje zitten kijken naar die kop. Ik vind Faber helemaal geen slechte coach, maar hij lijkt ergens een rare afslag genomen te hebben. De kop zat me niet lekker en ik denk dat ik weet hoe het komt. Ik zal dat uitleggen.

Het gaat nog niet al te best met FC Groningen – ze zijn drie weken voor het einde van het seizoen officieel nog steeds niet helemaal veilig – en voor de Groningse supporter valt er doorgaans weinig plezier te beleven in het stadion, dit jaar. De club speelt gortdroog, en bij vlagen dood- en doodsaai.

En ineens is daar Ernest Faber. Ernest die in de kranten laat weten dat hij zijn team over de knie gelegd heeft. Dat hij vorige week een extra zware straftraining belegd heeft. Er komt naar buiten dat hij ook deze week in de rust bij de wedstrijd tegen PEC als een soort oorlogsaanvoerder heeft staan bulderen in de kleedkamer.

Laatst sprak ik een vriend van me, die ooit nog bij PSV gespeeld had. Hij vertelde over de tijd dat hij trainde met Ronaldo, met Luc Nilis, Ruud van Nistelrooij en ehh, nouja, Ernest Faber, dus. Hij vertelde me dat Ernest een van de hardste verdedigers was geweest waar hij ooit mee had gespeeld. Dat Faber je op een training stilzwijgend en satanisch glimlachend dwars doormidden kon schoppen, en dat je het daar dan maar mee te doen had. En dat geloof ik best. Ik geloof, als ik naar Ernest Faber kijk, terwijl hij in pak langs de kant van het veld staat, dat hij een man van staal is. Dat hij hard is voor zijn spelers en voor alles en iedereen om hem heen ‘omdat dat nou eenmaal bij het spelletje hoort’.

Advertentie

Dat geloof ik allemaal, en dat zou helemaal goed zijn, als Ernest het daar verder bij zou laten. Als hij op een woensdagochtendtraining ineens zijn noppen in de rug van Hedwiges Maduro zet, als hij even niet op staat te letten, om vervolgens een paar seconden zwijgend achter hem te gaan staan en in zijn oren te fluisteren ‘nog inne keer zo lui dekken, Hedwiges, en dan witte ’t wel, oké?’, om vervolgens glimlachend weg te lopen om er nooit meer bij hem op terug te komen en er verder ook met niemand ooit meer één woord over te reppen.

Maar Faber gooit het op televisie en in interviews met een soort semi-agressieve ruige taal, verpakt in vooraf bedachte one-liners. Ernest zegt op televisie dingen als ‘We hebben als oude wijven staan verdedigen’, als ‘ik dacht dat Sinterklaas niet bestond, maar vandaag is ie weer herboren, hoor,’ en ‘iedereen staat als een stel kamelen te slapen’. Dat soort knallers werken wat mij betreft als een trein voor trainers als Barry Hughes, maar niet voor Ernest Faber.

Volgens mij werkt het fenomeen Ernest Faber het beste als hij gewoon niet te veel zegt. Dat hij in de rust in de kleedkamer binnenstapt, en het hele team het zwijgen oplegt. Dat hij dan net iets te kalm gaat zitten en iedereen een klein beetje glimlachend aankijkt. Dat hij nog eens rondkijkt en dan ineens een foto uit zijn jaszak haalt van het konijn van Jesper Drost.

‘Dit is meneer Wurfmans, het konijn van Jesper,’ zou Ernest dan, satanisch glimlachend zeggen. Ik neem aan dat jullie begrijpen dat het voor iedereen, maar vooral ook voor meneer Wurfmans beter is als we hier gewoon winnen.’

Dan zal Ernest opstaan en alvast terug in de dug-out gaan zitten. Iedereen zal een beetje angstig knikken, en in de tweede helft de tegenstander bij de strot grijpen en alsnog de punten binnen halen. Achteraf zal Linssen naar Drost toe lopen.

‘Voor meneer Wurfmans,’ zal hij fluisteren. Drost zal dankbaar knikken. Als Groningen het volgend jaar met de huidige coach beter wil doen dan dit jaar, denk ik dat Ernest eens bij zichzelf te rade moet gaan, en op zoek moet gaan de échte Faber, binnenin. Méér Faber, maar mínder oorlogstaal. Zelfs al werkte het nu toevallig een keertje, tegen Zwolle.

Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.