De stilte van Sjaak Swart was het ultieme eerbetoon aan Piet Keizer

FYI.

This story is over 5 years old.

Sport

De stilte van Sjaak Swart was het ultieme eerbetoon aan Piet Keizer

Elke week schrijft Martijn Neggers een sportcolumn voor VICE Sports over het theater achter het Nederlands voetbal. Neggers staat erbij en kijkt ernaar.

De voetballerij is een wereld van grote gebaren – je ziet het overal in terug. Van grote dure auto’s en horloges tot absurd juichen na een frommeldoelpunt dat nog van richting veranderd werd door een verdediger. Als een jonge voetballer wordt gevraagd hoe hij zijn doelpunt maakte, antwoordt het kereltje over het algemeen alsof hij de zoon van God zelf is en Zijn Meesterplan uitvoert. Als Elvis Manu voor het eerst in jaren weer eens een competitiedoelpunt maakt, rent hij naar de camera om schreeuwend aan de wereld te laten weten dat hij weer terug is. Ik vraag me af hoe Keizer dat gedaan had.

Advertentie

Langzaam maar zeker gaan ze allemaal dood, de giganten van weleer. Johan Cruijff, Rinus Michels, Coen Moulijn, Abe Lenstra. Voor iedereen kwam er een dag dat ze er ineens niet meer waren. Niet alleen buschauffeurs, boomkwekers en leraren aardrijkskunde overlijden, ook de grote sporters der aarde. Iedereen moet er een keer aan geloven. Het blijft een onwerkelijk en ongrijpbaar fenomeen, die dood. Boeken werden erover vol geschreven. Films, theaterstukken, documentaires werden erover gemaakt. En toch, na al die eeuwen kunnen we het maar niet bevatten. Het ene moment zit je nog mopperend in je stoel, het andere moment ben je weg.

In de Middeleeuwen leefden de mensen, ook hier in Nederland, min of meer volgens de gedachte Memento Mori, wat, vrij vertaald uit het latijn, gedenk te sterven betekent. Besef goed, wilde het spreekwoord tegen alle Middeleeuwers zeggen, dat het bestaan eindig is, en dat iedereen zich uiteindelijk moet verantwoorden. Denk al bij leven aan de dag waarop je doodgaat, was het devies. Een soort stok achter de deur om een leven lang grootse daden te verrichten, opdat je maar gelauwerd en onthouden wordt, of aan het einde van de rit in elk geval een goedkeurend knikje krijgt van onze lieve heer. Dat schoot me ineens binnen toen ik keek naar de minuut stilte van Piet Keizer, een van de weinigen in het voetbal die daar oprecht lak aan leek te hebben.

In een verhaal van Guus van Holland, in de NRC, las ik dat Keizer ooit gezegd had dat hij heel erg van voetbal hield, maar dat hij er nooit om gevraagd had dat er iemand kwam kijken. Eerst moest ik lachen om Keizers opmerking, maar niet lang daarna verzuchtte ik, terwijl ik mijn laptop dichtklapte: verdomme, waren er maar meer voetballers zoals hij, tegenwoordig.

Advertentie

Het Ajax van seizoen 1962/63, met Keizer in de onderste rij, uiterst rechts. (Foto: proshots)

Tijdens de minuut stilte komt heel even Keizers oud-ploeggenoot Sjaak Swart in beeld. Heel even maar, een paar seconden. Swart zit onbewogen, een klein beetje verstopt tussen de mensen om hem heen. Zijn mondhoeken staan omlaag, zijn gezicht staat strak. Er rolt geen traan, er is geen enkele emotie zichtbaar, maar het beeld blijft op mijn netvlies gebrand staan. Ik vraag me af waar Sjaak Swart op dat moment aan denkt. Denkt hij aan al die wedstrijden, al die prijzen samen? Denkt hij aan de schaarbewegingen, aan al die doelpunten die Keizer scoorde voor Ajax? Aan die keer dat ze samen tot erelid van hun club benoemd werden? Of zou hij gewoon zijn grote vriend missen? Die man waarmee hij al decennia lang naar het voetballen kijkt en waarmee hij vanaf de tribune kon knorren en mopperen? Eén keer kijk ik het moment nog eens terug. Sjaak kijkt stoïcijns voor zich uit, zoals alleen een verdrietige nukkige man stoïcijns voor zich uit kan kijken. Eigenlijk wil ik het fragment nog eens terugkijken, maar het voelt onbeleefd. Bij Sjaak gaat het niet om het afscheid van een grote voetballer, bij Sjaak gaat het om zijn vriend. Ik besluit het filmpje te laten voor wat het is.

Na de minuut stilte barst er een groot applaus los voor Piet Keizer. Jonge mensen, oude mensen, iedereen klapt voor de grote voetballer. En terwijl er mensen opstaan om de doelpuntenmachine nog één keer een laatste eerbetoon te geven, denk ik aan Sjaak. Misschien denkt hij aan de andere vrienden van zijn generatie van wie hij al afscheid heeft moeten nemen. Misschien denkt hij aan zijn eigen dood. Of, misschien wordt hij morgen wakker en gaat hij in het park een rondootje spelen. Of een balletje hooghouden in zijn achtertuin. Carpe Diem. Want als die Romeinen, geheel in stijl van Piet Keizer, één ding hadden begrepen, is het wel dat als je zo’n uitspraak als Memento Mori bedenkt, je er ook een wat vrolijkere tegenhanger tegenover moet zetten. Pluk de dag.

Sjaak, in zijn eentje op een trapveldje, met een bal in zijn handen. Zonder publiek, zonder camera’s. Hij zegt niets, hij dribbelt een beetje. Eigenlijk zou dat misschien wel de ultieme hommage aan zijn oude overleden vriend zijn. Of, om met Keizer zelf te spreken: “Het is allemaal zo betrekkelijk, dat voetbal. Vandaag noemen ze een speler een held, morgen bestaat hij niet meer. Vertel mij wat. Ik heb er nooit aan meegedaan. Maar, ach laat maar.”

Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.